Bouw jij mee aan Bedum?

Op 13 juli 1920 wordt Hilbrand Buurma geboren in Pieterburen. De 85 jarige man kijkt terug op een veelbewogen leven.

Hilbrand Buurma geïnterviewd door Saffira Rijkee.

Na de lagere school wil Buurma dolgraag verder leren voor boekhouder, en, als dat mogelijk is, het liefst voor accountant. Accountant is het niet geworden, boekhouder is hij wel zijn hele leven geweest, behalve tijdens de crisistijd.
Ondanks het pleidooi van het hoofd van de school, mag Buurma niet verder leren na de lagere school. Het is crisistijd en er moet geld verdiend worden. De jonge Buurma is hier erg verdrietig over geweest. Omdat hij toch verder wil leren is hij in de avonduren aan de studie gegaan. Op zijn zestiende haalt hij zijn eerste diploma boekhouden en in de jaren die volgen nog verschillende andere diploma’s.

Voor de oorlog besluit de Bedumer vervroegd in dienst te treden en zich op te geven voor de opleiding tot korporaal, omdat hij geen werk kan vinden. Maar omdat hij alleen de lagere school als opleiding heeft wordt hij het niet. Buurma vond dit erg jammer. “Het militaire lag mij wel. Ik wilde de opleiding erg graag doen en uiteindelijk werd er een Zeeuwse jongen aangewezen die helemaal niet wilde.”
Omdat Buurma toch indruk heeft gemaakt wordt hij gevraagd of hij interesse heeft in de opleiding tot scherpschutter. Hij besluit de opleiding te gaan volgen. “En dan neemt je leven door één besluit een heel andere wending”. Want toen begon de oorlog. “En waar worden scherpschutters neergezet tijdens de oorlog?”
In mei 1940 kreeg Buurma op vliegveld Ockenburg in Loosduinen zijn militaire vuurdoop. Verder wil Buurma hier niet over uitwijden.
Van 2 januari 1944 tot 24 mei 1945 zit Buurma in krijgsgevangenschap in Duitsland.
Al gauw wordt hij daar als vertrouwensman aangewezen. Hij moet met de hoge baas praten en brengt dan boodschappen over aan zijn medegevangenen. Eén voorval herinnert hij zich nog goed. Hij kreeg de opdracht 21 mannen te kiezen die de volgende dag afgevoerd zouden worden. Waarheen werd niet bekend gemaakt. Omdat Buurma het niet kon, hebben 21 mannen zich vrijwillig opgegeven, zodat als hen iets zou overkomen, Buurma het in elk geval niet op zijn geweten zou hebben.
In Duitsland zijn dingen gebeurd waar Buurma liever niet over praat. “Veertig jaar lang heb ik alles voor me gehouden. Tot ik een interview las in de Trouw, met iemand over zijn oorlogsverleden. Toen heb ik de Pastoor gebeld en ben ik gaan praten.

In mei 1945 kwam Buurma na een lange reis via onder andere Frankrijk weer thuis. Meer dan 48 uur heeft hij geslapen, zo uitgeput was hij. “Ik ben nog nooit zo moe geweest. Maar ik was weer thuis.”
Na de oorlog kreeg Buurma binnen korte tijd verkering met een meisje dat hij al heel lang kende. Vijf jaar later zou zij zijn vrouw worden. Het echtpaar krijgt een zoon “Wat een rijkdom”, en later drie kleinkinderen.
Buurma begint te solliciteren en komt terecht bij de firma Reitsema in Bedum. Hier werkte hij van 1945 tot 1960. “Toen de baas overleed op zijn verjaardag, liep de zaak fout.” Buurma wist dat het niet gemakkelijk zou worden opnieuw werk te vinden. Hij solliciteerde veel maar kreeg niet eens antwoord, of werd afgewezen. “Gelukkig had ik een hele lieve schoonmoeder.” Toen Buurma en zijn vrouw met kerst bij haar op bezoek waren, had zijn schoonmoeder een advertentie voor hem. Omdat het om een baan via een accountantbureau ging, wilde Buurma niet. Toen ook zijn vrouw aandrong werd hij een beetje kriebelig. Aan een stuk door heeft hij toen een sollicitatiebrief geschreven, die hij zonder hem één keer over te lezen op de post deed. Tot zijn verbazing kreeg hij in januari een brief die hem vertelde dat hij werk had. Buurma heeft daarna bij nog weer andere bedrijven gewerkt, telkens als boekhouder. Verder was hij 40 jaar lang penningmeester bij de Gereformeerde kerk in Bedum en heeft hij daar 27 jaar lang als ouderling gefunctioneerd. Dit alles altijd vrijwillig. Een beloning heeft hij hier nooit voor willen hebben, “Het was kerken werk en daar vraag je geen geld voor, zo ben ik opgevoed”.
Hij heeft van al dit werk geen spijt, want hij heeft er veel vrienden aan overgehouden, maar, “als ik het over kon doen, deed ik het anders, want er bleef niet veel tijd over voor andere dingen.”

Tegenwoordig doet Buurma het wat rustiger aan. In Allegunda Ilberi, waar hij woont, is een cliënten raad waarvan hij de penningmeester is. De grote vergadering van meerdere cliënten raden samen, die een keer in de drie maanden plaatsvindt, woont Buurma niet meer bij. Dit wordt hem teveel.
De krasse Bedumer heeft zeven TIA’s achter de rug en is verlamd geweest aan een kant van zijn lichaam. Het gaat nu beter, maar hij moet wel rustig aan doen.
“Ik vind het een wonder dat ik nog zo ben als ik ben.”
Buurma voelt zich goed thuis in zijn nieuwe huis. Hij heeft een alarm op zijn borst voor als er iets gebeurt en dat geeft een veilig gevoel.

Op 23 juni 1999 vierde het echtpaar Buurma hun negenenveertigste trouwdag. Drie dagen later, op 26 juni 1999 overleed Buurma zijn vrouw. Hij mist haar heel erg. “Ze is nog steeds vaak in levende lijve bij me, echt waar.” Hij hoopt haar in het hiernamaals weer te zien. Hoe dat zal zijn weet hij niet, maar dat het mooi zal zijn, daar is hij heel zeker van.
Liefdevol vertelt Buurma dat zijn vrouw vroeger op school “de moeder van het schoolplein” werd genoemd. Familie deed regelmatig een beroep op het echtpaar.
Al met al vind Buurma dat ze samen veel gezonde jaren hebben gehad en daar is hij heel dankbaar voor. Elke dag verheugd hij zich erop de volgende dag opnieuw gezond wakker te worden.

Politiek gezien kiest Buurma voor het CDA, “In hart en nieren antirevolutionair.”
Zijn grote hobby is postzegels verzamelen. Verder doet Buurma aan kaligrafie, hier heeft hij diverse diploma’s in behaald. Op het moment is hij bijna klaar met een cursus aan de hobby academie.
Buurma houdt veel van muziek. Zijn vrouw was organiste. “Ik geniet ervan als ik een keer in de mineur ben, -je bent alleen, je hebt geen klankbord- om naar de muziek te luisteren van het mannenkoor uit Genemuiden. Dan ben ik helemaal weg.”
Buurma heeft bewondering voor de natuur. “Zoals God dat geschapen heeft, dat vind ik iets groots.”
Verder bewonderd hij koningin Beatrix. Buurma noemt zichzelf zeer oranjegezind. In 1939, de tijd van Wilhelmina, heeft hij als grenadier de wacht gehouden bij paleis Noordeinde. “Dat trekt mij nog steeds.”
Buurma vind Nederland een mooi, rijk en gezegend land met mooie luchten en zonsondergangen.
Hij leest drie a vier boeken in de week, en dan bij voorkeur van een Christelijke schrijver. “God bepaalt veel in mijn leven, dus ik vind het belangrijk dat ik dat in een verhaal herken.” Buurma zegt heel intens te lezen en ook heel intens te leven.
Van moderne schilders als Picasso houdt Buurma niet. Hij houdt meer van kunst als die van Henk Helmantel.
De krant die Buurma leest is zonder twijfel de ‘Trouw’. “Die heb ik nog illegaal verspreid tijdens de oorlog, dus ik blijf ‘Trouw’ trouw.” Verder leest Buurma het kerkblad en het ‘Centraal Weekblad’. Hij kan helaas niet meer naar de kerk, maar heeft wel een kerktelefoon. Lachend: “Maar in mijn dromen kom ik er nog heel vaak hoor!”
Typisch Bedum vindt hij dat hij voor zijn verhuizing te horen kreeg: ‘Moet je naar dat stijve dorp toe?’ Buurma zegt dat hij en zijn vrouw zich juist opgevangen voelden. Hij mag dan in Pieterburen een heel mooie jeugd hebben gehad, hij voelt zich een echte Bedumer.

Facebook TwitterLinkedin
­