Dokter Vegt en Dokter Vegt-Nysingh geïnterviewd door Saffira Rijkee.

Een vraaggesprek met meneer en mevrouw Vegt, voormalig huisartsenechtpaar van Bedum. Over de tijd dat de Noordwolderweg nog geen riolering had. Over de praktijk die ze tot 1994 samen voerden, over vroeger, veranderingen en passies. Meneer Vegt helpt me bij de deur uit mijn jas en steekt meteen van wal.

Dhr. en Mevr. Vegt geïnterviewd door Saffira Rijkee.
klik op foto voor vergroting

‘In oktober 1994 zijn we gestopt. Het leven gaat zo snel. dokter Bakker, onze opvolger, wilde niet in ons huis, dus konden we hier blijven. We kwamen hier in 1961 wonen, eerst bij dokter de Boer in, zo ging dat toen. Dokter de Boer was nog maar 47, helemaal niet oud, maar hij wás wel oud. Hij had de praktijk al die jaren alleen gedaan en dat had hem oud gemaakt. Wij hadden het gemakkelijker met z’n tweeën.
Mijn vrouw was één van de eerste vrouwelijke huisartsen in het Noorden. En we konden thuis werken, we hadden de praktijk aan huis, dus dat ging later prima samen met de kinderen. De apotheek hebben we 20 jaar aan huis gehad, tot 1982 ongeveer. We hadden een doktersassistente, een apothekersassistente en twee hulpen in huis. Dus ik vond het heerlijk toen dokter Boskamp er in 1975 bij kwam, want het waren allemaal vrouwen, haha!
In die tijd hadden we ook ’s avonds spreekuur. Dat waren hele lange dagen, maar ook wel weer gezellig. Ik werd ’s avonds wel eens gebeld vanuit Hotel ’t Gemeentehuis, of er nog een paar patiënten konden komen. Je was ook een soort vrind van de familie. We legden controlebezoeken af bij zieke mensen, om te kijken hoe het ging. We hadden ook altijd doktersassistenten in opleiding. En je had veel te doen in het verenigingsleven De apotheek was ook heel druk, omliggende dorpen werden voorzien via een boodschappenhuis. Nu is het één groot bedrijf geworden. Die band met de patiënten heb je niet meer.’

Dolle pret
Aan de Noordwolderweg had je in onze begintijd nog geen riolering. ’s Ochtends om zeven uur kwamen jongelui die met de bus moesten hierheen, want hier was een wc. In de wachtkamer was het soms dolle pret bij ons. Je had geen afspraak voor het spreekuur, je kwam gewoon. En er was geen onderscheid tussen ziekenfonds en particulier.
Om half acht ‘s ochtends zaten de eerste mensen al in de wachtkamer. Het spreekuur duurde tot half vijf en dan kwamen nog de visites. In griepperiodes reed je er wel vijftig. Wij zeiden nooit over een kind met koorts: “Pak dat kind maar in en kom hier maar heen”. En later op de avond had je dan nog de administratie en veel bevallingen, vaak ‘s nachts’.
Mevrouw Vegt: ‘Eén keer per veertien dagen hielden we consultatiebureau. En we gingen de scholen allemaal af, voor de inentingen. De pokkenvaccinatie hebben we ook gedaan. Borstonderzoek en uitstrijkjes waren er toen nog niet. Dat is nu wel geweldig hoor’.
Meneer Vegt: ‘In het begin hadden we maar één telefoon, beneden in de gang. Dus ik zei tegen dokter de Boer: “Hoe moet dat dan, als er ’s nachts gebeld wordt?” Hij zei: “Dan sta je met je voeten op het koude marmer, ben je meteen wakker, want dat moet dan toch!”
En de computer. Toen wij stopten in 1994, toen kwam die er pas in. Ook leuk hoor, we hebben er een cursus in gevolgd. Wij hadden nog kaartsysteem, een systeem dat we zelf opzetten toen we hier kwamen, want dokter de Boer had helemaal niets. Ik vroeg hem: “Hoe weet je dan wat iemand gehad heeft?” “Dat weten ze zelf wel”, zei hij. Onvoorstelbaar, haha!

Mevrouw Vegt: ‘We hebben elkaar tijdens onze studie ontmoet, op een studiereis in Heidelberg. Meneer: ‘Mijn vrouw is een echte Drent. Ik ben in Indonesië geboren, in Djakarta. Net voor de oorlog uitbrak kwamen we hier. Mijn vader zei: “Verkeerd gegokt”. Maar het is toch goed geweest, anders waren we in de kampen terecht gekomen. Ik was negen jaar toen we hier aankwamen. Ik vergeet het nooit weer, met een cruiseschip kwamen we vanuit Djakarta langs Italië en daar werden dieptebommen in zee gegooid. En ik maakte hier mijn eerste winter mee’.


Van Mesdag kliniek
Naast hun dagelijkse werk deden de beide huisartsen nog meer en nog steeds zijn hun dagen goed gevuld. Meneer Vegt richtte bijvoorbeeld de Historische Vereniging en de Rotary mee op.
Ook organiseerden ze beiden jarenlang de collectes voor goede doelen: meneer Vegt voor het Kankerfonds, mevrouw Vegt voor Simavi.
Meneer Vegt: ‘Ik heb de Rotary in 1975 mee opgericht in het Noorden. We waren toen met twintig man – nu zijn er vijftig – waarvan ieder één bepaald beroep had. Dat is altijd heel plezierig geweest. Eén keer per week kwamen we bij elkaar en hield één van de leden een praatje over zijn beroep. De bedoeling van de Rotary is om goed te doen. Zo hebben we geld gegeven aan een kinderboerderij, en hebben we een kas gebouwd voor geestelijk gehandicapte mensen. Toen ik zeventig was ben ik eruit gegaan en heb ik een Rotary-seniorenclub opgericht. Nu komen we één keer in de veertien dagen bij elkaar.
Tegenwoordig ben ik weer aan de studie. Ik studeer geschiedenis aan de seniorenacademie, dat doe ik nu zo’n twaalf, dertien jaar’.
Mevrouw Vegt: ‘Dat heb ik ook gedaan, psychologie in mijn geval, maar ik had teveel andere hobby’s. Ik heb bijvoorbeeld in een klachtencommissie van de van Mesdag kliniek gezeten…’
Meneer Vegt: ‘Doodgriezelig hoor, ging ze ’s avonds weg…’
Mevrouw Vegt: ‘Maar ook prachtig hoor, die mensen wilden hun verhaal kwijt.’
Meneer Vegt kijkt mij aan en buigt zich een beetje voorover: ‘Bah, dat zijn de zwáárste criminelen hoor’.

‘…Maar toch was het ook mooi werk. We moesten aanhoren waar de patiënten klachten over hadden. Die mensen waren lang van stof, maar dan zie je ook hoe ze zo terecht zijn gekomen. Ik heb het tot mijn zeventigste gedaan. Je tas werd altijd nagekeken…’

‘Gut o gut o gut…’

‘… je moest altijd precies zeggen waar je heen ging…’ (meneer Vegt kijkt me aan, wenkbrauwen omhoog) ‘en ze zeiden: “Als er iets is, dan roept u maar”. Het is heel interessant. Dat zijn echt niet normale mensen die daar zitten…’

‘Oh vreselijk’.

‘… maar echt heel leuk. Het waren allemaal mannen in die commissie, ik was dus erg voor meer vrouwen. Ik was niet zo bang dat er iets gebeurde hoor…’

‘Nou ze hebben toen toch de directeur gegijzeld? Nou, dat is mooi, als je daar dan binnen zit…’

‘Ja maar dat was voor mijn tijd. Het was gewoon iets heel anders om naast mijn gewone werk te doen’.

‘Nou, ik was altijd blij als ze weer thuis was. Goddank, hadden we dat weer gehad voor een maand…’

Gemis
Meneer Vegt heeft jaren aan volleybal gedaan. ‘Ik deed ook altijd mee met straatvolleybal met een groep tandartsen en artsen. En ik heb altijd gezwommen en getennist.’
Mevrouw Vegt gymt tegenwoordig nog steeds. ‘Ik heb dat zelf georganiseerd: elke maandagavond huur ik de gymzaal aan de Vlijt. Ik heb een leidster gevonden: het zusje van Arjen Robben geeft ons les. We zijn met tien tot vijftien mensen. Verder golf ik twee keer in de week, ik heb pianoles en we bridgen samen. Ik vind het heerlijk, die vrijheid nu. Heerlijk toen die druk van de praktijk ineens weg was.’
Meneer Vegt: ‘Ik heb het wel als een gemis ervaren. Ik móest eruit, ik werd op 28 september 65 en op 1 oktober ben ik gestopt. Doorwerken zoals tegenwoordig kon toen nog niet, anders had ik dat wel gewild. Sinds ik die studie geschiedenis ben gaan doen gaat het beter. Maar ik blijf de vakliteratuur bestuderen en ik heb contact met de artsen hier. Hoewel dat wel minder wordt. Het dorp is geweldig uitgebreid en er is veel import. Als je nagaat, wij waren met ons drieën. Nu zijn er zoveel huisartsen, apothekers, vroedvrouwen…’

Eindelijk tijd
Beide Bedumers hebben veel bewondering voor Nelson Mandela. ‘Zoals die man een voorbeeld is geweest.’ Meneer Vegt vindt dat tolerantie zo vaak ontbreekt. ‘En als ik met de bus naar college ga, en de bus zit stampvol, dan staat niemand op voor ouderen en voor zwangere vrouwen. Dat vind ik heel wonderlijk’.
Beiden zijn vol overtuiging liberaal. Ze houden van klassieke muziek en gaan graag naar de Schouwburg en naar Oosterpoort concerten. Mevrouw Vegt: ‘En we houden van kunst. Van schilderijen, exposities, museumbezoek. Dat lukte vroeger nooit, nu wel’. Meneer Vegt is bovendien gek op Chinees porselein.
Meneer Vegt: ‘En reizen. We hebben China gezien, Rusland, Amerika, Curaçao, Zuid-Afrika, en Indonesië natuurlijk’. Mevrouw Vegt: ‘En we gaan al 35 jaar naar een plaatsje in Toscane. De kust van Toscane is prachtig. Voor ons is er veel kunst en de zee is altijd leuk voor de kinderen’.

Ongeluk overleefd
Vier jaar geleden kreeg het echtpaar een ongeluk in Zwitserland. In een tunnel botsten zij met zo’n klap tegen de kant dat de auto total loss was. Ze lagen beiden een week in het ziekenhuis. Mevrouw Vegt: ‘Dankzij een goede, stevige auto hebben we het overleefd. Hij had een ruggenwervel gebroken en had een hersenschudding en mijn hart was niet goed. De oorzaak weten we nog steeds niet. Ik weet nog dat ik zei “oh nee” en daarna weet ik het niet meer. Sindsdien gaan we niet meer door lange tunnels, de Gotthardtunnel bijvoorbeeld, die nemen we niet meer. We gaan nu via Oostenrijk naar Italië’.
Meneer Vegt: ‘Gelukkig hebben we verder nooit een ongeluk gehad.’ Tegen zijn vrouw: ‘Jij dacht dat ik al heen was. Ik rochelde bloed en was weg, maar toen kwam ik weer bij. Onze dochter reed voor, zij zag alles gebeuren. Vreselijk’.

1600 handen
Typisch Nederland vindt mevrouw Vegt tulpen en molens. Meneer Vegt: ‘De gezelligheid, dat kennen ze in het buitenland veel minder. Hier is men erg gesteld op zijn huis, op zijn familie’. Mevrouw Vegt: ‘Ook het zomaar binnenlopen bij anderen. En de inrichting van huizen, met gezellige lampjes en zo’. Het echtpaar heeft zelf veel contact met hun familie. Ze kunnen zich verheugen op reizen en op alles van de kleinkinderen. Maar ook op hun andere hobby’s en op contacten met vrienden.
In Bedum vinden ze het van het begin af aan heel plezierig wonen. Meneer Vegt: ‘We hebben nooit iets gemerkt van een streng gereformeerde gemeenschap. Er zijn hier goede sportvoorzieningen en het is een gezellig dorp’.
Beide ex-huisartsen zijn trots op hun werk en de waardering die ze daarvoor hebben gekregen. Meneer Vegt: ‘Ons afscheid was zo groot. We hebben die dag 1600 handen geschud. We hadden er een bakje ijs bij om af en toe onze handen even in te doen. Dat is toch wel bijzonder hoor. We hebben altijd zoveel plezier gehad. Ook wel eens moeilijke momenten, natuurlijk, maar over het algemeen was het heel plezierig, ook dankzij fijne collega’s’.

 

Facebook TwitterLinkedin
­