In deze coronatijd lijkt wonen in een krimpgebied zo gek nog niet. Hoe zit dat?
Het fenomeen is bekend. In navolging van scholen verdwijnen er vanuit kleine gemeenten steeds meer gezinnen en daarmee winkels, als ze er nog zijn. In september van dit jaar verdween in Bedum de groenteboer uit het straatbeeld, en dat is voor veel andere gemeenten al veel langer zo. Gemeenten die zelfs tot een krimpgebied zijn gaan horen.
In een groot aantal kleine Nederlandse gemeenten is het noodzakelijk de auto te pakken om boodschappen te doen in een grotere plaats waar supermarkt en andere winkels gevestigd zijn. Mensen die geen auto bezitten, zijn in zo’n geval vaak genoodzaakt de gemeente te verlaten en elders te gaan wonen al was het alleen al voor een stukje gemak. Of ongemak, zoals je het gebrek aan voorzieningen in hun vorige woonplaats zou kunnen duiden.
Dit praktische probleem is ook maar zelden op te lossen met een auto huren. Dat doe je gewoonweg niet iedere week. Het is wel een oplossing voor uitstapjes die meer tijd nemen en waarvoor er mogelijk nog verder moet worden gereisd. Wie zonder auto woonachtig is in een krimpgebied, zou hier vaker gebruik van kunnen maken. Maar is dat de oplossing?
Ook de Friese Waddeneilanden zijn een krimpgebied
Niet alleen Groningen kent krimpgebieden. Ook in Zeeuws-Vlaanderen, de Achterhoek en Noord- en Midden Limburg bevinden zich regio’s met gemeenten waar het aantal inwoners drastisch afneemt. Zelfs de Friese Waddeneilanden behoren volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) tot een krimpgebied.
In juni van dit jaar schreef dagblad Trouw dat er een kleine hoop is op een kentering van de trek uit gebieden die als krimpgebied te boek staan. “In coronatijd wordt soms jaloers naar dunner bevolkte gebieden gekeken. Vaak zijn hier minder coronabesmettingen en er is meer ruimte voor wonen en recreatie. Misschien versterkt de pandemie zelfs een trek naar het toegankelijke platteland.”
De leefbaarheid in deze gebieden speelt een belangrijke rol. In de jaren zestig en zeventig werd dat aangewakkerd door bedrijven naar dit soort gebieden te lokken en dat begon soms met het overplaatsen van rijksdiensten. Bijvoorbeeld naar Veendam. Volgens kenners is zoiets niet meer van deze tijd en gaat het tegenwoordig veel meer om initiatieven van bewoners zelf om hun regio op de kaart te houden.
Desalniettemin is het belangrijk dat de overheid bijdraagt. Ofwel financieel ofwel met bijvoorbeeld een goede verbinding door middel van openbaar vervoer. Nu dat laatste in deze coronatijd niet altijd het meest voor de hand liggende vervoermiddel is, is de huurauto via bijvoorbeeld Easyterra nog altijd een uitkomst. Maar uiteraard niet toekomstbestendig. Daar is meer voor nodig.
Harde economische maatregelen zijn nodig
Vorig jaar pleitte de commissaris van de koningin in Groningen, René Paas voor een direct ingrijpen in krimpgebieden. “Mensen verliezen het vertrouwen dat het ooit nog goed komt in hun dorp. Het is een vicieuze cirkel, als de laatste winkel is verdwenen en de school moet sluiten. Als een dorp er zo aan toe is, wie wil er dan nog wonen?” Een alarmerende uiting. Paas pleit voor harde economische maatregelen.
Vooral het bereikbaar houden van de Randstad vanuit krimpgebieden is een belangrijk aspect. Naast openbaar vervoer gaat het dan ook over goede verbindingen middels autowegen. Paas vorig jaar in een interview met De Monitor: “Als je kijkt naar de uitgaven van de Rijksoverheid, dan investeren we ons helemaal suf in het bereikbaar houden van de dichtslibbende Randstad. Zorg ervoor dat je die kosten in rekening brengt bij bedrijven die daar zitten, dan zou er wel eens een andere economische wetmatigheid kunnen gaan optreden. Dan kan het zo zijn dat zo’n bedrijf gaat nadenken: Is Amstelveen wel mijn gedroomde vestigingsplaats als ik daar meer moet betalen? Of zou Beerta ook een hele goede plek kunnen zijn? Laat de economie z’n werk doen!”
Partner bijdrage.